oom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oom    (hulp, bestand)
  • IPA: /om/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • oom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oom ooms
verkleinwoord oompje oompjes

Zelfstandig naamwoord

deoomm

  1. (familie) broer of zwager van iemands vader of moeder
     Dat was eene sware dinc. Sconincs wijf was een jodinne. Doet Mardocheus wiste, hare oom, Was hi drouve in sinen sinn[3]
     Ik had het hoofdstuk over het huwelijk uit De profeet al vaker gehoord tijdens bruiloften, voorgelezen door een trotse oom of vader.[4]
Synoniemen
Overerving en ontlening
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "oom" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. oom op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron Alexanders geesten (1200) in:
    ed. Johannes Franck
    Alexanders geesten (1882), J.B. Wolters, Groningen, p. 133.
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord oom ooms

Zelfstandig naamwoord

oom

  1. oom

Wolof

Zelfstandig naamwoord

oom

  1. knie

Yucateeks

Zelfstandig naamwoord

oom

  1. avocado
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.