participium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  participium    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • par·ti·ci·pi·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘deelwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
  • van het Latijnse 'participium' (een gedeelte, deelwoord) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord participium participia
participiums
verkleinwoord participiumpje participiumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetparticipiumo

  1. (taalkunde) deelwoord

Gangbaarheid

  • Het woord participium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
58 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Zelfstandig naamwoord

participium o

  1. deelwoord
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.