pionier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pionier    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pi·o·nier
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voortrekker’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
  • afgeleid van pion met het achtervoegsel -ier [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pionier pioniers
verkleinwoord pioniertje pioniertjes

Zelfstandig naamwoord

depionierm [3]

  1. persoon die baanbrekend werk verricht
    • Hij is een pionier op het gebied van genetica. 
  2. iemand die zich in onbekend land vestigt en een nieuw bestaan opbouwt
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
pionieren

pionier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pionieren
    • Ik pionier. 
  2. gebiedende wijs van pionieren
    • Pionier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pionieren
    • Pionier je? 

Gangbaarheid

  • Het woord pionier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.