pipet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pipet    (hulp, bestand)
  • IPA: /piˈpɛt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /pi.ˈpɛt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /pi.ˈpɛt/
    • (Limburg): /pi.ˈpɛt/
Woordafbreking
  • pi·pet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘glazen buis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1869 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pipet pipetten
verkleinwoord pipetje pipetjes

Zelfstandig naamwoord

pipet o/v/m

  1. (scheikunde) een instrument waarmee heel precieze hoeveelheden vloeistof kunnen worden afgemeten door de vloeistof erin op te zuigen, meestal een in het midden verwijde en spits uitlopende glazen buis
    • Als je 25 milliliter in je pipet hebt zitten, mag je het in dit flesje doen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pipet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Zelfstandig naamwoord

pipet

  1. (scheikunde) pipet; een instrument waarmee heel precieze hoeveelheden vloeistof kunnen worden afgemeten door de vloeistof erin op te zuigen, meestal een in het midden verwijde en spits uitlopende glazen buis

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /pɪpɛt/

Zelfstandig naamwoord

pipet

  1. genitief meervoud van pipeta

Turks

Woordafbreking
  • pi·pet
enkelvoud meervoud
nominatief   pipet     pipetler  
genitief   pipetin     pipetlerin  
datief   pipete     pipetlere  
accusatief   pipeti     pipetleri  
locatief   pipette     pipetlerde  
ablatief   pipetten     pipetlerden  

Zelfstandig naamwoord

pipet

  1. (scheikunde) pipet
  2. rietje (dun drinkbuisje)
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.