preekgestoelte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  preekgestoelte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • preek·ge·stoel·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord preekgestoelte preekgestoelten
preekgestoeltes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetpreekgestoelteo

  1. plaats vanwaar een geestelijke een groep gelovigen toespreekt
    • De kapel is de eerste halte. ‘Hij zal het geknakte riet niet breken...’, belooft een tekst boven het preekgestoelte. De kapel is een soort vrijplaats in de tbs-kliniek. Want dominee Jaap Jonk is niet betrokken bij hun behandeling en hij rapporteert in principe niet over hun gedrag. [1] 
    • Het incident was op het moment dat de gemeenschap aan het zingen was. Toen dominee William Schooler (70) naar het preekgestoelte liep, werd hij gevolgd door zijn 69-jarige broer Daniel die vervolgens enkele schoten op hem afvuurde. De dominee overleefde dat niet. De broer werd in de kerk gearresteerd. Wat zijn motief was, is niet duidelijk. [2] 
  2. plaats vanwaar iemand een groep toespreekt
    • U kan daar wel staan achter uw preekgestoelte, dat kunnen we allemaal. Praat eens met jonge mensen die hun huur niet kunnen betalen en strompelen van interimjob naar interimjob', laakte Calvo. 'Ik had nooit gedacht dat u het zo ver zou durven drijven. Hier komen zeggen dat ze blij moeten zijn met een habbekrats onder het minimumloon, is echt schandalig', zei Temmerman. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord preekgestoelte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.