promulgeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van promulgeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		promulgeren			te promulgeren
onvoltooid	toekomend		zullen promulgeren			te zullen promulgeren
voltooid	tegenwoordig		gepromulgeerd			te gepromulgeerd
voltooid	toekomend		gepromulgeerd zullen			gepromulgeerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	promulgerend		gepromulgeerd			ev. promulgeer	mv. verouderd promulgeert	promulgere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	promulgeer	promulgeert	promulgeert	promulgeert	promulgeert	promulgeren	promulgeren	promulgeren
verleden (o.v.t.)	promulgeerde	promulgeerde	promulgeerde	promulgeerde	promulgeerde	promulgeerden	promulgeerden	promulgeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal promulgeren	zult/zal promulgeren	zult/zal promulgeren	zult promulgeren	zal promulgeren	zullen promulgeren	zullen promulgeren	zullen promulgeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou promulgeren	zou promulgeren	zou(dt) promulgeren	zoudt promulgeren	zou promulgeren	zouden promulgeren	zouden promulgeren	zouden promulgeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.