rijf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rijf    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɛif/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • rijf
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

[A] rijf

  1. mild, royaal
  2. kwistig, overvloedig
  3. spilziek, verkwistend
1, 2 enkelvoud meervoud
naamwoord rijf rijven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B]derijfv/m

  1. (gereedschap) hooihark

Werkwoord

vervoeging van
rijven

[B] rijf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijven
    • Ik rijf. 
  2. gebiedende wijs van rijven
    • Rijf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijven
    • Rijf je? 

Zelfstandig naamwoord

[C]derijfv/m

  1. (België) (religie) relikwieënkast

Gangbaarheid

  • Het woord rijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
59 %van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.