rodehond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rodehond (hulp, bestand)
- IPA: /ˌro.də.ˈhɔnt/
Woordafbreking
- ro·de·hond
Woordherkomst en -opbouw
- Voor het eerst aangetroffen bij Kiliaan (1599).
- Verschillende varianten, rood-ionck, rood-hond, rood-ioock, rood-vonck “rode puistjes”, volksetymologisch vervormd uit roodiongh, een ziekte die ‘de ionghe kinders hebben; La petite rougeole’ (1562). [1] [2]
- samenstelling van rood en hond met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rodehond | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de rodehond m
- (medisch) een infectieziekte waarbij het gehele lichaam met rode plekken en bulten bedekt is
Schrijfwijzen
- roodhond
Synoniemen
Overerving en ontlening
Vertalingen
1. een infectieziekte waarbij het gehele lichaam met rode plekken en bulten bedekt is
Gangbaarheid
- Het woord rodehond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rodehond" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Joos LambrechtHet naembouck in:René VerdeyenHet naembouck van 1562. Tweede druk van het Nederlands-Frans woordenboek (1945), Faculté de Philosophie et Lettres, Luik / Droz, Parijs, p. 165 op dbnl.org
- ↑ rodehond op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.