scheet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheet
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wind’ voor het eerst aangetroffen in 1440 [1]
  • Naamwoord van handeling van schijten.
enkelvoud meervoud
naamwoord scheet scheten
verkleinwoord scheetje scheetjes

Zelfstandig naamwoord

descheetm

  1. gasontlading uit de darm
    • Zeg, heb jij soms een scheet gelaten? 
     De gesprekken met deze dames waren diepgaander, maar voor de rest vloekten ze evenveel als de gemiddelde man, lieten ze evenveel scheten, rookten ze evenveel wiet en liepen ze even hard.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schijten

scheet

  1. enkelvoud verleden tijd van schijten
    • Ik scheet. 
    • Jij scheet. 
    • Hij, zij, het scheet. 

Gangbaarheid

  • Het woord scheet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.