kluns

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kluns    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kluns
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘sufferd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1949 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kluns klunzen
verkleinwoord klunsje klunsjes

Zelfstandig naamwoord

deklunsm

  1. (scheldwoord) een onhandig persoon
  2. een gecastreerde ezelshengst
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
klunzen

kluns

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klunzen
    • Ik kluns. 
  2. gebiedende wijs van klunzen
    • Kluns! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klunzen
    • Kluns je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kluns staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.