schijf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schijf    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxɛif/ (1 lettergreep); /sxɛi̯f/
Woordafbreking
  • schijf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘platrond voorwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240.[1]
  • erfwoord: Middelnederlands scīve ‘schijf, platrond voorwerp’, ontwikkeld uit Oergermaans *skībō-, wijzend met grammatische wisseling op Indo-Europees *sk(e)ip-, labiaaluitbreiding van *skeh₂i- ‘splijten’ (zie verder scheiden).[2] Evenals Nederduits Schiev, Duits Scheibe, Fries skiif en Zweeds skiva, alle ‘platrond voorwerp, schijf’.[2] Verwantschap met scheef (zn.) en schever(steen).
enkelvoud meervoud
naamwoord schijf schijven
verkleinwoord schijfje schijfjes

Zelfstandig naamwoord

deschijfv/m

  1. plat en rond voorwerp (discus)
  2. (voeding) afgesneden plak van een of andere stof
  3. (informatica) opslagmedium
  4. (muziek) platte en ronde muziekdrager
  5. (muziek) (figuurlijk) muziekalbum of muzieknummer, in het bijzonder een goed nummer
    • Welk nummer is dat? Wat een schijf! 
  6. (spel) (sport) elk van de stenen waarmee het damspel wordt gespeeld
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.