spell

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  spell (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /spÉ›l/
vervoeging
onbepaalde wijs to  spell 
he/she/it  spells 
verleden tijd  spelled 
 spelt 
voltooid
deelwoord
 spelled 
 spelt 
onvoltooid
deelwoord
 spelling 
gebiedende wijs  spell 

Werkwoord

spell

  1. onovergankelijk een spelling vormen
  2. onovergankelijk pauzeren, rusten
  3. overgankelijk spellen
  4. overgankelijk ontcijferen
  5. overgankelijk beheksen, betoveren
  6. overgankelijk aflossen
  7. overgankelijk laten rusten
enkelvoud meervoud
spell spells

Zelfstandig naamwoord

  1. periode
  2. betovering, bezwering
  3. aanval [2], vlaag
  4. splinter
  5. (informeel) eindje
  6. arbeidersploeg
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.