strohoed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  strohoed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstrohut/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • stro·hoed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strohoed strohoeden
verkleinwoord strohoedje strohoedjes

Zelfstandig naamwoord

destrohoedm

  1. (hoofddeksel) hoed gevlochten van fijn bewerkt stro
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord strohoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.