telefoneren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  telefoneren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌteləfoˈnerə(n)/ (5 lettergrepen); /ˌtelefoˈneːrən/
Woordafbreking
  • te·le·fo·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
telefoneren
/ˌtelefoˈneːrən/
telefoneerde
/ˌtelefoˈneːrdə/
getelefoneerd
(NL) /ɣəˌtelefoˈneːrt/
(VL) /ʝəˌtelefoˈneːrt/
zwak -d volledig

Werkwoord

telefoneren

  1. inergatief een telefoon gebruiken
    • Hij telefoneert urenlang met vrienden. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord telefoneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.