tunica

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tunica    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tu·ni·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gewaad’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord tunica tunica's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detunicav

  1. (kleding), (geschiedenis) oud-Romeins onderkleed
  2. (religie), (kleding) misgewaad van een subdiaken
  3. (plantkunde) membraan [1], omhullend vlies
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tunica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Uitspraak
  • Geluid:
  • IPA:

Zelfstandig naamwoord

tunica v

  1. (kleding) tunica
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.