tweede kerstdag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tweede kerstdag (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtwedəkɛrsdɑx / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- twee·de kerst·dag
Woordherkomst en -opbouw
- vaste verbinding van tweede (rangtelwoord) en kerstdag (zelfstandig naamwoord), een verwijzing naar de tijd dat de viering van Kerstmis meerdere dagen duurde [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweede kerstdag | tweede kerstdagen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de tweede kerstdag m
- (feest) (tijdrekening) (kerst) 26 december, de dag na Kerstmis zelf, voor veel mensen in christelijke landen ook een vrije dag
Opmerkingen
Verwante begrippen
- kerstoctaaf, eerste kerstdag, derde kerstdag, vierde kerstdag
- kerst
- tweede paasdag
- tweede pinksterdag
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'tweede kerstdag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Kerst / kerst (3 oktober 2019) op website: OnzeTaal.nl; geraadpleegd 2020-01-02
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.