uroloog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uroloog    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uro·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Griekse οὖρον - oûron, "urine" met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord uroloog urologen
verkleinwoord uroloogje uroloogjes

Zelfstandig naamwoord

deuroloogm

  1. (beroep) een specialist in de geneeskunde die zich bezighoudt met de urinewegen bij de man en de vrouw, en de geslachtsorganen van de man
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uroloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.