visgerei
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: visgerei (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vis·ge·rei
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis zn en gerei zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visgerei | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het visgerei o
- zaken die men nodig heeft om te kunnen vissen
- Actievoorzitter Farah Karimi zegt desondanks „enorm trots” te zijn op de resultaten. Zo kregen bijna een half miljoen mensen voedselhulp, werden honderdduizenden kinderen op ondervoeding onderzocht en ontvingen meer dan honderdduizend mensen zaden, landbouwgereedschap op visgerei, zodat ze weer in hun levensonderhoud kunnen voorzien.[2]
- Soren Knabe van de sportvisbond roept in gesprek met het lokale TV2/Fyn 'alle sportvissers'op hun visgerei te pakken en te gaan vissen op de forellen.[3]
Synoniemen
- visbenodigdheden, vistuig
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord visgerei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visgerei" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 17-05-2018 2 miljoen mensen geholpen met 555-donaties
- ↑ Tubantia 10-01-17 Deense vissers opgeroepen voor grote jacht op ontsnapte forellen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.