zoethout

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zoethout    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzuthɑut/ (2 lettergrepen); /ˈzuthʌʊt/
Woordafbreking
  • zoet·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoethout -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetzoethouto

  1. Glycyrrhiza glabra , een plant die tot de vlinderbloemigen behoort
  2. (snoepgoed) gedroogde wortelstok van de gelijknamige plant
    • Ik heb hun vaders nog gekend / ze kochten zoethout voor een cent / ik zag hun moeders touwtjespringen[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zoethout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Liedtekst uit Het Dorp van Wim Sonneveld , 1974
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.