zwagerin

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwagerin    (hulp, bestand)
  • IPA: /zwaɣəˈrɨn/
Woordafbreking
  • zwa·ge·rin
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zwager met het achtervoegsel -in (dat vrouwelijke varianten vormt).
enkelvoud meervoud
naamwoord zwagerin zwagerinnen
verkleinwoord zwagerinnetje zwagerinnetjes

Zelfstandig naamwoord

dezwagerinv

  1. (familie) de echtgenote van iemands broer of zus, of de zus van iemands echtgenoot of echtgenote
Opmerkingen
  • In het Europese Nederlands is deze benaming momenteel verouderd, maar in Suriname wordt zij nog courant gebruikt.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwagerin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
30 %van de Nederlanders;
42 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.