echtgenote

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  echtgenote    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛxtxəˌnotə/ (4 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɛχtχəˌnotə/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɛxtxəˌnotə/
Woordafbreking
  • echt·ge·no·te
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van echtgenoot met het achtervoegsel -e, in de betekenis van ‘vrouw met wie iemand getrouwd is’ voor het eerst aangetroffen in 1631 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord echtgenote echtgenotes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deechtgenotev

  1. (familie) vrouw waarmee je getrouwd bent
    • Maxima is de echtgenote van Willem-Alexander. 
Schrijfwijzen
  • echtgenoote (officiële spelling tot 1935 in Nederland en 1946 in België)
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord echtgenote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.