zwemles

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwemles    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • zwem·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemles zwemlessen
verkleinwoord zwemlesje zwemlesjes

Zelfstandig naamwoord

dezwemlesv/m

  1. (sport), (onderwijs) gelegenheid waarbij iemand beroepsmatig anderen leert zwemmen
    • De zwemles begon om drie uur 's middags. 
     Ik herinnerde me lange, warme dagen, waarop we met de boot de lagune oproeiden en zo'n beetje zwemles kregen van Antonio Farfalla, die voor zijn inspanningen beloond werd met een stukje beeldhouwwerk uit mijn vaders studio.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord zwemles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.