Busch

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Busch
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Buschder BuschBisch
(ook: Busche) [1]
die Bisch
(ook: Busche) [1]
datief me Buschem BuschBisch
(ook: Busche) [1]
die Bisch
(ook: Busche) [1]
accusatief en Buschder BuschBisch
(ook: Busche) [1]
die Bisch
(ook: Busche) [1]

Zelfstandig naamwoord

Busch, m

  1. (bosbouw) bos
    «Mer kann do campe geh, fische, un uff viele Wege in die Busch laafe.»
    Je kunt daar gaan kamperen, gaan vissen en op vele paden in die bossen lopen.
  2. (plantkunde) struik
Afgeleide begrippen
Opmerkingen

Verwijzingen

  1. 1 2 3 4 5 6
    En neier Governor.

    (En Blog uff Deitsch, January 2015)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.