bush

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bush    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bush
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘rimboe’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bush -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debushm

  1. (ecologie) rimboe, wildernis
Synoniemen
Hyponiemen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord bush staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  bush (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /bʊʃ/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
bush bushes

Zelfstandig naamwoord

bush

  1. (plantkunde) struik, struikgewas
  2. (plantkunde) afgesneden tak van een struik of boom
  3. (ecologie) bush, rimboe, wildernis (m.n. in Australië en Nieuw-Zeeland)
  4. (zoötomie) vossenstaart
  5. (techniek) lagerbus
  6. (informeel), (anatomie) schaamhaar
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging
onbepaalde wijs to  bush 
he/she/it  bushes 
verleden tijd  bushed 
voltooid
deelwoord
 bushed 
onvoltooid
deelwoord
 bushing 
gebiedende wijs  bush 

bush

  1. onovergankelijk, (plantkunde) als een struik groeien
  2. overgankelijk, (plantkunde) met struiken beplanten

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /bʊʃ/
Woordafbreking
  • bush

Zelfstandig naamwoord

bush monbezield

  1. (verouderd) bush; een term die voornamelijk in Australië en Nieuw-Zeeland gebruikt wordt om een landschap aan te duiden dat niet in cultuur gebracht is
Verbuiging
Schrijfwijzen
Gelijkklinkende woorden

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.