Schitz

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ʃɪʦ /
Woordafbreking
  • Schitz
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief - - -die Schitz- - -- - -
datief - - -der Schitz- - -- - -
accusatief - - -die Schitz- - -- - -

Eigennaam

Schitz, m

  1. (sterrenbeeld) het sterrenbeeld Boogschutter
  2. (astrologie) teken van de dierenriem Boogschutter (22 november tot 21 december)
Verwante begrippen
Dierkrees

Widder

Schtier

Zwilling

Grebs

Leeb

Blummefraa

Wog

Skorpion

Schitz

Schteebock

Wassermann

Fisch
Opmerkingen
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schitzder SchitzSchitzdie Schitz
datief me Schitzem SchitzSchitzde Schitz
accusatief en Schitzder SchitzSchitzdie Schitz

Zelfstandig naamwoord

Schitz, m

  1. scherpschutter, schutter
  2. (figuurlijk) een persoon die op nieuwjaar rondgaat en met een speelgoedwapen knalt
  3. (jachttaal) jager
  4. (militair) artillerist, kanonnier
  5. (religie) een prediker, die preken voorleest uit een manuscript
  6. beginner
Hyponiemen
  • [2]:  Neiyaahrschitz zn 
  • [5]:  Bapierschitz zn 
  • [6]:  Aabcschitz zn 
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.