Wand

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Wand    (hulp, bestand), (Oostenrijk)  die Wand    (hulp, bestand)
  • IPA: /vant/
Woordafbreking
  • Wand
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord Ontwikkeld uit Oudhoogduits want, uit Germaans *wandi-, verwant aan Nederlands wand, Fries wân.
Verbuiging

Zelfstandig naamwoord

Wand v

  1. wand, tussenmuur
  2. (bouwkunde) binnenwand, muur, wand
  3. (geologie) bergwand, rotswand

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Wand


enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Wanddie WandWenddie Wend
datief re Wandder WandWendde Wend
accusatief en Wanddie WandWenddie Wend

Zelfstandig naamwoord

Wand, v

  1. (bouwkunde) binnenwand, muur, wand
  2. (geologie) bergwand, rotswand
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.