amandel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  amandel    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈmɑndəl/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aman·del
Woordherkomst en -opbouw
m enkelvoud meervoud
naamwoord amandel amandels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deamandelm

  1. (plantkunde) kleine bladverliezende loofboom Amygdalus dulcis , die vooral in bergachtige gebieden groeit
     Italië produceert en exporteert goede kwaliteit hazelnoten en amandelen.[4]


Synoniemen
Vertalingen
v/m enkelvoud meervoud
naamwoord amandel amandelen, amandels
verkleinwoord amandeltje amandeltjes

Zelfstandig naamwoord

deamandelv/m

  1. (fruit) vrucht van de amandelboom Amygdalus dulcis 
  2. (voeding) eetbare pit van de amandelvrucht
     Het vreemdst was misschien nog wel dat oom Sverre deze keer niet de amandel in de rijstebrij kreeg.[5]
     Iets vergeten? Ja. De amandel voor de rijstebrij, ze zouden tenslotte kerst vieren in het huis van oudoom Sverre, hij die altijd de amandel in de rijstebrij kreeg, vermoedelijk door de bedienden te corrumperen.[6]
  3. (anatomie) elk van de vier klieren in de neus-keelholte, die deel uitmaken van het afweersysteem
    • Bij veel kinderen worden de amandelen  geknipt.
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3] mandelen knippen
    tonsillen operatief verwijderen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord amandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord amandel amandels

Zelfstandig naamwoord

amandel

  1. (fruit) amandel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.