arbeidsrecht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arbeidsrecht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·beids·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidsrecht arbeidsrechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetarbeidsrechto

  1. (juridisch) (economie) privaatrechtelijk vakgebied dat de contractuele aspecten van arbeidsverhoudingen en de rechtsposities van werknemers en werkgevers regelt
    • Maar hoe heten werkgevers die de bestaande sociale verhoudingen en het arbeidsrecht verwerpen? Rechtse rakkers? Rebellen? Dat klinkt zo ongepast als aanduiding voor mensen die de mainstream economie vertegenwoordigen. Toch lieten vier werkgeversvoorzitters uit de bouw en de industrie afgelopen week in De Telegraaf een sterk staaltje agitatie en propaganda zien. Zij draaiden de rollen om. Nu zijn zíj het die de vakbonden voor de laatste maal waarschuwen. Nu stellen zíj een ultimatum. De bonden moeten vóór Pasen akkoord gaan met ingrijpende wijzigingen in het ontslag- en arbeidsrecht, anders stappen de werkgevers naar de kabinetsinformateur. Dan regelen zij het wel in het regeerakkoord van de verwachte centrum-rechtse coalitie.[2] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord arbeidsrecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.