beam
Engels
Uitspraak
- Geluid: beam (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /biːm/
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord via Middelengels beem van Angelsaksisch beam "balk, stam"; cognaat met boom
enkelvoud | meervoud |
---|---|
beam | beams |
Zelfstandig naamwoord
beam
- (bouwkunde) balk
- (scheepvaart) dekbalk
- (scheepvaart) grootste breedte van een schip
- (biologie) hoofdtak van een hertengewei
- straal, stralenbundel
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to beam |
he/she/it | beams |
verleden tijd | beamed |
voltooid deelwoord |
beamed |
onvoltooid deelwoord |
beaming |
gebiedende wijs | beam |
Werkwoord
beam
- onovergankelijk stralen
- overgankelijk uitstralen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.