bec

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  bec    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

bec m

  1. (zoötomie) snavel
  2. (spreektaal) (figuurlijk) mond, bek [1]
  3. (spreektaal) snoepje [1]

Verwijzingen

Middelnederlands

enkelvoud meervoud
nominatief bec
genitief becs
datief beckebecken
accusatief becbecke

Zelfstandig naamwoord

bec m

  1. (zoötomie) bek
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.