bil

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bil    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɪl/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • bil
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘achterdeel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bil billen
verkleinwoord billetje billetjes

Zelfstandig naamwoord

debilv/m

  1. (anatomie) elk van beide lichaamsdelen gevormd door de grote spieren die het bekken aan de achterkant bedekken
    • Ze ging met haar billen in het mos zitten. 
     Door het zweet en constante wrijving werd mijn huid tussen mijn dijen en billen bij elke stap opengeschuurd.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Wie zijn billen (ver)brandt, moet op de blaren zitten.
Wie fouten maakt, moet met de gevolgen leven.
  • Als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen
zich voornamer voordoen dan men in het echt is, met gezichtsverlies tot gevolg
  • Zien wie de blankste billen heeft
  • in zijn blote billen
naakt, bloot
  • iemand op de billen slaan
lijfstraf op de billen toedienen
  • iemand voor de billen geven
lijfstraf op de billen toedienen
  • met de billen bloot gaan
zijn fouten publiek maken
  • van bil gaan
geslachtsgemeenschap hebben
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
billen

bil

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billen
    • Ik bil. 
  2. gebiedende wijs van billen
    • Bil! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billen
    • Bil je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbiˀ /
Woordafbreking
  • bil
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 333
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bil     bilen     biler     bilerne  
genitief   bils     bilens     bilers     bilernes  

Zelfstandig naamwoord

bil, g

  1. (afkorting), (techniek), (verkeer) auto, automobiel


Verwijzingen

    Noors

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: / biːl /
    Woordafbreking
    • bil
    Woordherkomst en -opbouw
    Naar frequentie 485
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   bil     bilen     biler     bilene  
    genitief   bils     bilens     bilers     bilenes  

    Zelfstandig naamwoord

    bil, m

    1. (afkorting), (techniek), (verkeer) auto, automobiel
      «Hver dag kjører flere tusen biler på norske veier uten ansvarsforsikring.»
      Elke dag rijden duizenden auto's op de Noorse wegen zonder verzekering.
    Hyperoniemen
    Afgeleide begrippen
    • bergingsbil
    • bilhenger
    • biltransport
    • biltransporter
    • servicebil
    • tippbil
    • varebil

    Nynorsk

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: / biːl /
    Woordafbreking
    • bil
    Woordherkomst en -opbouw
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   bil     bilen     bilar     bilane  

    Zelfstandig naamwoord

    bil, m

    1. (afkorting), (techniek), (verkeer) auto, automobiel
    Hyperoniemen
    Afgeleide begrippen
    • bergingsbil
    • bilhengjar
    • biltransport
    • biltransporter
    • servicebil
    • tippbil
    • varebil

    Tsjechisch

    Uitspraak
    • IPA: /bɪl/
    Woordafbreking
    • bil

    Werkwoord

    bil

    1. mannelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bít: (hij) sloeg
    2. mannelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít
    Gelijkklinkende woorden
    Typische woordcombinaties
    • bil by
    • bil bych
    • bil bys
    • bil byste
    • bil jsem
    • bil jsi
    • bil jste

    Verwijzingen

      Zweeds

      Uitspraak
      • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
      Woordafbreking
      • bil
      Woordherkomst en -opbouw
      bils enkelvoud meervoud
        onbepaald bepaald onbepaald bepaald
        nominatief     bil     bilen     bilar     bilarna  
        genitief     bils     bilens     bilars     bilarnas  
      Naar frequentie 371

      Zelfstandig naamwoord

      bil, g

      1. (afkorting), (techniek), (verkeer) auto
        «Vi har köpt en ny röd bil
        We hebben een nieuwe rode auto gekocht.
      Afgeleide begrippen
      • bilbarnstol
      • bilbatteri
      • bilindustri
      • bilism
      • billysning
      • bilning
      Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.