boert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boert

Werkwoord

vervoeging van
boeren

boert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boeren
    • Jij boert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boeren
    • Hij boert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van boeren
    • Boert! 
vervoeging van
boerten

boert

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van boerten
  2. gebiedende wijs van boerten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boert boerten
verkleinwoord boertje boertjes

Zelfstandig naamwoord

deboertv/m

  1. scherts, grap, spot, grappigheid, mop, plaisanterie
  2. klucht, comedie
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord boert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.