bregða

Oudnoords

Woordafbreking
  • breg·ð·a
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bregða
bregðr
enk: brá
mv: brugðu
brugðit
Klasse 3 sterk volledig

Werkwoord

bregða

  1. snel bewegen
  2. schommelen, zwiepen
  3. winden
  4. vlechten
  5. veranderen, wijzigen
  6. vervangen, verwisselen
  7. vernietigen
  8. aanklagen, beschuldigen, betichten
Synoniemen
Verwante begrippen
  • [2]: skelfa
  • [2]: sveggja (heen en weer zwiepen)
  • [2]: sveifla
  • [2]: sveipa
  • [2]: sverra
  • [2]: svífa
  • [2]: vega
  • [2]: veifa
  • [2]: vinda
  • [8]: ásaka
  • [8]: firna
  • [8]: skylda
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.