bro

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / b̥ʁoːˀ /
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord brú
Naar frequentie 3247
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bro     broen     broer     broerne  
genitief   bros     broens     broers     broernes  

Zelfstandig naamwoord

bro, g

  1. brug
    «Den bro er endeligt gjort.»
    De brug is eindelijk gemaakt.

Verwijzingen

    Engels

    Uitspraak
    • Geluid:  bro (Australië)     (hulp, bestand)
    • IPA: /bɹoʊ/ (VS), /bɹəʊ/ (VK)
    Woordherkomst en -opbouw

    Zelfstandig naamwoord

    bro

    1. (informeel) broer
    2. (jongerentaal) (straattaal) makker, gabber
    3. (jongerentaal) (straattaal) aanspreektitel voor een andere man, jongen
    4. (jongerentaal) corpsbal, medelid van een studentenvereniging
    5. (informeel) (VS) deelgenoot van de zogenaamde "Bro culture". [2]

    Verwijzingen

    1. Weblink bron bro in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
    2. “Brotopia: Breaking Up the Boys’ Club of Silicon Valley” (2018)

    Surinaams

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: /brɔ/
    Woordherkomst en -opbouw
    • Ontwikkeld uit Engels blow

    Werkwoord

    bro

    1. blazen, ademen

    Zelfstandig naamwoord

    bro

    1. adem
      «Na m'ma meki mi tu! Kar' wą' datra gi' mi, kar' wą' datra gi mi, mi bro go tapu!’»[1]
      Een moeder heeft me gebaard! Bel / roep een dokter voor me, bel / roep een dokter voor me, mijn adem stokt!

    Verwijzingen

    1. Weblink bron
      Melville J. Herskovits en Frances S. Herskovits
      “Suriname folk-lore” (1936), Columbia University Press, New York, p. 204 op dbnl.org
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.