broccoli

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  broccoli    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrɔkɔlɪ/
Woordafbreking
  • broc·co·li
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘Italiaanse bloemkool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord broccoli broccoli's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debroccolim

  1. (bloemplanten) een plantenvariëteit Brassica oleracea convar. botrytis var. italica  die verwant is aan bloemkool
  2. (groente) de nog gesloten bloemknoppen van deze plant die als groente worden gegeten. Van de groenten bevat broccoli de meeste glucosinolaten die mogelijk een werking tegen kanker zouden kunnen hebben
    • In alle voortvarendheid vergeten ze één ding: broccoli is vies. Van alle groenten houd ik, behalve van deze. [2]
    • „Je hebt zo’n acht broccolitelers in Nederland, maar toch zie ik in de winkel bijna alleen maar Spaanse broccoli. Ik kan vlees kopen in de supermarkt waarvan ik geen idee heb waar het vandaan komt en hoe het gemaakt wordt.”[3] 
Verwante begrippen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord broccoli staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  broccoli    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɹɑ.kə.li/, /ˈbɹɑk.li/
enkelvoud meervoud
broccoli broccoli
broccolis

Zelfstandig naamwoord

broccoli

  1. (groente) broccoli

Italiaans

Zelfstandig naamwoord

broccoli m

  1. meervoud van broccolo

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

broccoli g

  1. broccoli
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.