citrus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  citrus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ci·trus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord citrus -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

decitrusm [2]

  1. (bloemplanten) een geslacht Citrus  van planten uit de wijnruitfamilie, dat al meer dan vierduizend jaar in cultuur is, vooral om de citrusvruchten. Als gevolg van eeuwenlange veredeling zijn er vandaag de dag duizenden cultivars. De bomen groeien in een brede gordel rond de evenaar
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord citrus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.