sinaasappel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sinaasappel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • si·naas·ap·pel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zuidvrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1682 [1]
  • Verbastering van China's appel.
enkelvoud meervoud
naamwoord sinaasappel sinaasappelen
sinaasappels
verkleinwoord sinaasappeltje sinaasappeltjes

Zelfstandig naamwoord

desinaasappelm

  1. (fruit) Citrus aurantium  Citrus sinensis  oranje vrucht van de sinaasappelboom
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sinaasappel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.