clog

Engels

Uitspraak
  • Geluid:
  • IPA:
enkelvoud meervoud
clog clogs

Zelfstandig naamwoord

clog

  1. (schoeisel) klomp [1]
  2. boei, kluister (ook voor dieren)
  3. belemmering, hindernis
vervoeging
onbepaalde wijs to  clog 
he/she/it  clogs 
verleden tijd  clogged 
voltooid
deelwoord
 clogged 
onvoltooid
deelwoord
 clogging 
gebiedende wijs  clog 

Werkwoord

clog

  1. overgankelijk verstoppen [2], doen verstoppen, laten dichtslibben
  2. overgankelijk belemmeren, hinderen
  3. overgankelijk in de boeien slaan, kluisteren
  4. onovergankelijk verstopt raken
  5. onovergankelijk stollen



Iers

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /kl̪ˠɔɡ/
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

clog m

  1. bel, klok
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.