detector

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  detector    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • de·tec·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘opsporingstoestel’ voor het eerst aangetroffen in 1867 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord detector detectors
detectoren
verkleinwoord detectortje detectortjes

Zelfstandig naamwoord

dedetectorm

  1. (techniek) een onderdeel, een instrument dat wordt toegepast om een informatief signaal af te geven over één of meer technische grootheden (beweging, gas, temperatuur, druk enz.)
    • Het poortje bij winkeldeur bevat een nieuw type detector. 
  2. (elektronica) demodulator
    • de kristalontvanger had als detector een loodkristal 
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord detector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • de·tec·tor
enkelvoud meervoud
detector detectores

Zelfstandig naamwoord

detector m

  1. detector

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.