< doorhakken
doorhakken/vervoeging
dóórhakken
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorhakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorhakken | door te hakken | ||||||||
toekomend | zullen doorhakken door zullen hakken |
te zullen doorhakken door te zullen hakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorgehakt | te hebben doorgehakt | ||||||||
toekomend | doorgehakt zullen hebben | doorgehakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorhakkend | doorgehakt | ev. hak door | mv. verouderd hakt door | hakke door (bijzin) doorhakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | hak door | hakt door | hakt door | hakt door | hakt door | hakken door | hakken door | hakken door | |||
verleden (o.v.t.) | hakte door | hakte door | hakte door | hakte door | hakte door | hakten door | hakten door | hakten door | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorhakken | zult/zal doorhakken | zult/zal doorhakken | zult doorhakken | zal doorhakken | zullen doorhakken | zullen doorhakken | zullen doorhakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorhakken | zou doorhakken | zou(dt) doorhakken | zoudt doorhakken | zou doorhakken | zouden doorhakken | zouden doorhakken | zouden doorhakken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorhak | doorhakt | doorhakt | doorhakt | doorhakt | doorhakken | doorhakken | doorhakken | |||
verleden (o.v.t.) | doorhakte | doorhakte | doorhakte | doorhakte | doorhakte | doorhakten | doorhakten | doorhakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorhakken door zal hakken |
zult/zal doorhakken door zult/zal hakken | zult/zal doorhakken door zult/zal hakken | zult doorhakken door zult hakken | zal doorhakken door zal hakken | zullen doorhakken door zullen hakken | zullen doorhakken door zullen hakken | zullen doorhakken door zullen hakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorhakken door zou hakken |
zou doorhakken door zou hakken | zou(dt) doorhakken door zou(dt) hakken | zoudt doorhakken door zoudt hakken | zou doorhakken door zou hakken | zouden doorhakken door zouden hakken | zouden doorhakken door zouden hakken | zouden doorhakken door zouden hakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorgehakt | hebt doorgehakt | hebt/heeft doorgehakt | hebt doorgehakt | heeft doorgehakt | hebben doorgehakt | hebben doorgehakt | hebben doorgehakt | |||
verleden (v.v.t.) | had doorgehakt | had doorgehakt | had doorgehakt | hadt doorgehakt | had doorgehakt | hadden doorgehakt | hadden doorgehakt | hadden doorgehakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgehakt hebben | zal/zult doorgehakt hebben | zult/zal doorgehakt hebben | zult doorgehakt hebben | zal doorgehakt hebben | zullen doorgehakt hebben | zullen doorgehakt hebben | zullen doorgehakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgehakt hebben | zou doorgehakt hebben | zou/zoudt doorgehakt hebben | zoudt doorgehakt hebben | zou doorgehakt hebben | zouden doorgehakt hebben | zouden doorgehakt hebben | zouden doorgehakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorgehakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorgehakt | er is doorgehakt | |||||||||
verleden | er werd doorgehakt | er was doorgehakt | |||||||||
toekomend | er zal doorgehakt worden | er zal doorgehakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorgehakt worden | er zou doorgehakt zijn | |||||||||
lijdende vorm doorgehakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorgehakt worden | doorgehakt te worden | ||||||||
toekomend | doorgehakt zullen worden | doorgehakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorgehakt zijn | doorgehakt te zijn | ||||||||
toekomend | doorgehakt zullen zijn | doorgehakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorgehakt | wordt doorgehakt | wordt doorgehakt | wordt doorgehakt | wordt doorgehakt | worden doorgehakt | worden doorgehakt | worden doorgehakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorgehakt | werd doorgehakt | werd doorgehakt | werdt doorgehakt | werd doorgehakt | werden doorgehakt | werden doorgehakt | werden doorgehakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorgehakt worden | zult doorgehakt worden | zult doorgehakt worden | zult doorgehakt worden | zal doorgehakt worden | zullen doorgehakt worden | zullen doorgehakt worden | zullen doorgehakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorgehakt worden | zou doorgehakt worden | zou/zoudt doorgehakt worden | zoudt doorgehakt worden | zou doorgehakt worden | zouden doorgehakt worden | zouden doorgehakt worden | zouden doorgehakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorgehakt | bent doorgehakt | bent/is doorgehakt | zijt doorgehakt | is doorgehakt | zijn doorgehakt | zijn doorgehakt | zijn doorgehakt | |||
verleden (v.v.t.) | was doorgehakt | was doorgehakt | was doorgehakt | waart doorgehakt | was doorgehakt | waren doorgehakt | waren doorgehakt | waren doorgehakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgehakt zijn | zult doorgehakt zijn | zult doorgehakt zijn | zult doorgehakt zijn | zal doorgehakt zijn | zullen doorgehakt zijn | zullen doorgehakt zijn | zullen doorgehakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgehakt zijn | zou doorgehakt zijn | zou/zoudt doorgehakt zijn | zoudt doorgehakt zijn | zou doorgehakt zijn | zouden doorgehakt zijn | zouden doorgehakt zijn | zouden doorgehakt zijn |
doorhákken
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorhakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorhakken | te doorhakken | ||||||||
toekomend | zullen doorhakken | te zullen doorhakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorhakt | te hebben doorhakt | ||||||||
toekomend | doorhakt zullen hebben | doorhakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorhakkend | doorhakt | ev. doorhak | mv. verouderd doorhakt | doorhakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorhak | doorhakt | doorhakt | doorhakt | doorhakt | doorhakken | doorhakken | doorhakken | |||
verleden (o.v.t.) | doorhakte | doorhakte | doorhakte | doorhakte | doorhakte | doorhakten | doorhakten | doorhakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorhakken | zult/zal doorhakken | zult/zal doorhakken | zult doorhakken | zal doorhakken | zullen doorhakken | zullen doorhakken | zullen doorhakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorhakken | zou doorhakken | zou(dt) doorhakken | zoudt doorhakken | zou doorhakken | zouden doorhakken | zouden doorhakken | zouden doorhakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorhakt | hebt doorhakt | hebt/heeft doorhakt | hebt doorhakt | heeft doorhakt | hebben doorhakt | hebben doorhakt | hebben doorhakt | |||
verleden (v.v.t.) | had doorhakt | had doorhakt | had doorhakt | hadt doorhakt | had doorhakt | hadden doorhakt | hadden doorhakt | hadden doorhakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorhakt hebben | zal/zult doorhakt hebben | zult/zal doorhakt hebben | zult doorhakt hebben | zal doorhakt hebben | zullen doorhakt hebben | zullen doorhakt hebben | zullen doorhakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorhakt hebben | zou doorhakt hebben | zou/zoudt doorhakt hebben | zoudt doorhakt hebben | zou doorhakt hebben | zouden doorhakt hebben | zouden doorhakt hebben | zouden doorhakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorhakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorhakt | er is doorhakt | |||||||||
verleden | er werd doorhakt | er was doorhakt | |||||||||
toekomend | er zal doorhakt worden | er zal doorhakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorhakt worden | er zou doorhakt zijn | |||||||||
lijdende vorm doorhakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorhakt worden | doorhakt te worden | ||||||||
toekomend | doorhakt zullen worden | doorhakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorhakt zijn | doorhakt te zijn | ||||||||
toekomend | doorhakt zullen zijn | doorhakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt doorhakt | — | — | worden doorhakt | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd doorhakt | — | — | werden doorhakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal doorhakt worden | — | — | zullen doorhakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou doorhakt worden | — | — | zouden doorhakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is doorhakt | — | — | zijn doorhakt | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was doorhakt | — | — | waren doorhakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal doorhakt zijn | — | — | zullen doorhakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou doorhakt zijn | — | — | zouden doorhakt zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.