< doorlichten
doorlichten/vervoeging
dóórlichten
onderzoeken
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorlichten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorlichten | door te lichten | ||||||||
toekomend | zullen doorlichten door zullen lichten |
te zullen doorlichten door te zullen lichten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorgelicht | te hebben doorgelicht | ||||||||
toekomend | doorgelicht zullen hebben | doorgelicht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorlichtend | doorgelicht | ev. licht door | mv. verouderd licht door | lichte door (bijzin) doorlichte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | licht door | licht door | licht door | licht door | licht door | lichten door | lichten door | lichten door | |||
verleden (o.v.t.) | lichtte door | lichtte door | lichtte door | lichtte door | lichtte door | lichtten door | lichtten door | lichtten door | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorlichten | zult/zal doorlichten | zult/zal doorlichten | zult doorlichten | zal doorlichten | zullen doorlichten | zullen doorlichten | zullen doorlichten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorlichten | zou doorlichten | zou(dt) doorlichten | zoudt doorlichten | zou doorlichten | zouden doorlichten | zouden doorlichten | zouden doorlichten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorlicht | doorlicht | doorlicht | doorlicht | doorlicht | doorlichten | doorlichten | doorlichten | |||
verleden (o.v.t.) | doorlichtte | doorlichtte | doorlichtte | doorlichtte | doorlichtte | doorlichtten | doorlichtten | doorlichtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorlichten door zal lichten |
zult/zal doorlichten door zult/zal lichten | zult/zal doorlichten door zult/zal lichten | zult doorlichten door zult lichten | zal doorlichten door zal lichten | zullen doorlichten door zullen lichten | zullen doorlichten door zullen lichten | zullen doorlichten door zullen lichten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorlichten door zou lichten |
zou doorlichten door zou lichten | zou(dt) doorlichten door zou(dt) lichten | zoudt doorlichten door zoudt lichten | zou doorlichten door zou lichten | zouden doorlichten door zouden lichten | zouden doorlichten door zouden lichten | zouden doorlichten door zouden lichten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorgelicht | hebt doorgelicht | hebt/heeft doorgelicht | hebt doorgelicht | heeft doorgelicht | hebben doorgelicht | hebben doorgelicht | hebben doorgelicht | |||
verleden (v.v.t.) | had doorgelicht | had doorgelicht | had doorgelicht | hadt doorgelicht | had doorgelicht | hadden doorgelicht | hadden doorgelicht | hadden doorgelicht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgelicht hebben | zal/zult doorgelicht hebben | zult/zal doorgelicht hebben | zult doorgelicht hebben | zal doorgelicht hebben | zullen doorgelicht hebben | zullen doorgelicht hebben | zullen doorgelicht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgelicht hebben | zou doorgelicht hebben | zou/zoudt doorgelicht hebben | zoudt doorgelicht hebben | zou doorgelicht hebben | zouden doorgelicht hebben | zouden doorgelicht hebben | zouden doorgelicht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorgelicht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorgelicht | er is doorgelicht | |||||||||
verleden | er werd doorgelicht | er was doorgelicht | |||||||||
toekomend | er zal doorgelicht worden | er zal doorgelicht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorgelicht worden | er zou doorgelicht zijn | |||||||||
lijdende vorm doorgelicht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorgelicht worden | doorgelicht te worden | ||||||||
toekomend | doorgelicht zullen worden | doorgelicht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorgelicht zijn | doorgelicht te zijn | ||||||||
toekomend | doorgelicht zullen zijn | doorgelicht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorgelicht | wordt doorgelicht | wordt doorgelicht | wordt doorgelicht | wordt doorgelicht | worden doorgelicht | worden doorgelicht | worden doorgelicht | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorgelicht | werd doorgelicht | werd doorgelicht | werdt doorgelicht | werd doorgelicht | werden doorgelicht | werden doorgelicht | werden doorgelicht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorgelicht worden | zult doorgelicht worden | zult doorgelicht worden | zult doorgelicht worden | zal doorgelicht worden | zullen doorgelicht worden | zullen doorgelicht worden | zullen doorgelicht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorgelicht worden | zou doorgelicht worden | zou/zoudt doorgelicht worden | zoudt doorgelicht worden | zou doorgelicht worden | zouden doorgelicht worden | zouden doorgelicht worden | zouden doorgelicht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorgelicht | bent doorgelicht | bent/is doorgelicht | zijt doorgelicht | is doorgelicht | zijn doorgelicht | zijn doorgelicht | zijn doorgelicht | |||
verleden (v.v.t.) | was doorgelicht | was doorgelicht | was doorgelicht | waart doorgelicht | was doorgelicht | waren doorgelicht | waren doorgelicht | waren doorgelicht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgelicht zijn | zult doorgelicht zijn | zult doorgelicht zijn | zult doorgelicht zijn | zal doorgelicht zijn | zullen doorgelicht zijn | zullen doorgelicht zijn | zullen doorgelicht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgelicht zijn | zou doorgelicht zijn | zou/zoudt doorgelicht zijn | zoudt doorgelicht zijn | zou doorgelicht zijn | zouden doorgelicht zijn | zouden doorgelicht zijn | zouden doorgelicht zijn |
doorlíchten
licht laten vallen door
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorlichten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorlichten | te doorlichten | ||||||||
toekomend | zullen doorlichten | te zullen doorlichten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorlicht | te doorlicht | ||||||||
toekomend | doorlicht zullen | doorlicht te zullen | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorlichtend | doorlicht | ev. doorlicht | mv. verouderd doorlicht | doorlichte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorlicht | doorlicht | doorlicht | doorlicht | doorlicht | doorlichten | doorlichten | doorlichten | |||
verleden (o.v.t.) | doorlichte | doorlichte | doorlichte | doorlichte | doorlichte | doorlichten | doorlichten | doorlichten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorlichten | zult/zal doorlichten | zult/zal doorlichten | zult doorlichten | zal doorlichten | zullen doorlichten | zullen doorlichten | zullen doorlichten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorlichten | zou doorlichten | zou(dt) doorlichten | zoudt doorlichten | zou doorlichten | zouden doorlichten | zouden doorlichten | zouden doorlichten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm doorlicht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorlicht | er is doorlicht | |||||||||
verleden | er werd doorlicht | er was doorlicht | |||||||||
toekomend | er zal doorlicht worden | er zal doorlicht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorlicht worden | er zou doorlicht zijn | |||||||||
lijdende vorm doorlicht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorlicht worden | doorlicht te worden | ||||||||
toekomend | doorlicht zullen worden | doorlicht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorlicht zijn | doorlicht te zijn | ||||||||
toekomend | doorlicht zullen zijn | doorlicht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorlicht | wordt doorlicht | wordt doorlicht | wordt doorlicht | wordt doorlicht | worden doorlicht | worden doorlicht | worden doorlicht | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorlicht | werd doorlicht | werd doorlicht | werdt doorlicht | werd doorlicht | werden doorlicht | werden doorlicht | werden doorlicht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorlicht worden | zult doorlicht worden | zult doorlicht worden | zult doorlicht worden | zal doorlicht worden | zullen doorlicht worden | zullen doorlicht worden | zullen doorlicht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorlicht worden | zou doorlicht worden | zou/zoudt doorlicht worden | zoudt doorlicht worden | zou doorlicht worden | zouden doorlicht worden | zouden doorlicht worden | zouden doorlicht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorlicht | bent doorlicht | bent/is doorlicht | zijt doorlicht | is doorlicht | zijn doorlicht | zijn doorlicht | zijn doorlicht | |||
verleden (v.v.t.) | was doorlicht | was doorlicht | was doorlicht | waart doorlicht | was doorlicht | waren doorlicht | waren doorlicht | waren doorlicht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorlicht zijn | zult doorlicht zijn | zult doorlicht zijn | zult doorlicht zijn | zal doorlicht zijn | zullen doorlicht zijn | zullen doorlicht zijn | zullen doorlicht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorlicht zijn | zou doorlicht zijn | zou/zoudt doorlicht zijn | zoudt doorlicht zijn | zou doorlicht zijn | zouden doorlicht zijn | zouden doorlicht zijn | zouden doorlicht zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.