doorloop

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  dóórloop    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈdorlop/ (2 lettergrepen); /'do̝rlop/
  • Geluid:  doorlóóp    (hulp, bestand)
    • IPA: /dorˈlop/ (2 lettergrepen); /do̝rˈlop/
Woordafbreking
  • door·loop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doorloop doorlopen
verkleinwoord doorloopje doorloopjes

Zelfstandig naamwoord

dedóórloopm

  1. het in zijn geheel zonder onderbreking doornemen van een toneel- of muziekstuk.
    • We hebben gisteren een eerste doorloop van het stuk gedaan, waaruit bleek dat er nog veel te verbeteren valt. 
  2. (medisch) diarree
  3. doorgang, gangpad
Hyponiemen
  • benedendoorloop
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
doorlopen

dóórloop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • ... dat ik dóórloop. 
Opmerkingen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
doorlopen

doorlóóp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Ik doorloop. 
  2. gebiedende wijs van doorlopen
    • Doorloop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorlopen
    • Doorloop je? 

Gangbaarheid

  • Het woord doorloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.