< doorpluizen
doorpluizen/vervoeging
dóórpluizen
verder gaan met het verwijderen van pluizen
verder gaan met het afgeven van pluizen
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorpluizen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorpluizen | door te pluizen | ||||||
toekomend | zullen doorpluizen door zullen pluizen |
te zullen doorpluizen door te zullen pluizen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | doorgepluisd/ doorgeplozen | te doorgepluisd/ doorgeplozen | ||||||
toekomend | doorgepluisd/ doorgeplozen zullen | doorgepluisd/ doorgeplozen te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
doorpluizend | doorgepluisd/ doorgeplozen | ev. pluis door | mv. verouderd pluist door | pluize door (bijzin) doorpluize | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | pluis door | pluist door | pluist door | pluist door | pluist door | pluizen door | pluizen door | pluizen door | |
verleden (o.v.t.) | pluisde door/ ploos door | pluisde door/ ploos door | pluisde door/ ploos door | pluisde door/ ploos door | pluisde door/ ploos door | pluisden door/ plozen door | pluisden door/ plozen door | pluisden door/ plozen door | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorpluizen | zult/zal doorpluizen | zult/zal doorpluizen | zult doorpluizen | zal doorpluizen | zullen doorpluizen | zullen doorpluizen | zullen doorpluizen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorpluizen | zou doorpluizen | zou(dt) doorpluizen | zoudt doorpluizen | zou doorpluizen | zouden doorpluizen | zouden doorpluizen | zouden doorpluizen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | doorpluis | doorpluist | doorpluist | doorpluist | doorpluist | doorpluizen | doorpluizen | doorpluizen | |
verleden (o.v.t.) | doorpluisde/ doorploos | doorpluisde/ doorploos | doorpluisde/ doorploos | doorpluisde/ doorploos | doorpluisde/ doorploos | doorpluisden/ doorplozen | doorpluisden/ doorplozen | doorpluisden/ doorplozen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorpluizen door zal pluizen |
zult/zal doorpluizen door zult/zal pluizen | zult/zal doorpluizen door zult/zal pluizen | zult doorpluizen door zult pluizen | zal doorpluizen door zal pluizen | zullen doorpluizen door zullen pluizen | zullen doorpluizen door zullen pluizen | zullen doorpluizen door zullen pluizen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorpluizen door zou pluizen |
zou doorpluizen door zou pluizen | zou(dt) doorpluizen door zou(dt) pluizen | zoudt doorpluizen door zoudt pluizen | zou doorpluizen door zou pluizen | zouden doorpluizen door zouden pluizen | zouden doorpluizen door zouden pluizen | zouden doorpluizen door zouden pluizen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |
doorplúízen
tot in detail onderzoeken
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorpluizen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorpluizen | te doorpluizen | ||||||||
toekomend | zullen doorpluizen | te zullen doorpluizen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorplozen | te hebben doorplozen | ||||||||
toekomend | doorplozen zullen hebben | doorplozen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorpluizend | doorplozen | ev. doorpluis | mv. verouderd doorpluis | doorpluize | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorpluis | doorpluis | doorpluis | doorpluis | doorpluis | doorpluizen | doorpluizen | doorpluizen | |||
verleden (o.v.t.) | doorploos | doorploos | doorploos | doorploos | doorploos | doorplozen | doorplozen | doorplozen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorpluizen | zult/zal doorpluizen | zult/zal doorpluizen | zult doorpluizen | zal doorpluizen | zullen doorpluizen | zullen doorpluizen | zullen doorpluizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorpluizen | zou doorpluizen | zou(dt) doorpluizen | zoudt doorpluizen | zou doorpluizen | zouden doorpluizen | zouden doorpluizen | zouden doorpluizen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorplozen | hebt doorplozen | hebt/heeft doorplozen | hebt doorplozen | heeft doorplozen | hebben doorplozen | hebben doorplozen | hebben doorplozen | |||
verleden (v.v.t.) | had doorplozen | had doorplozen | had doorplozen | hadt doorplozen | had doorplozen | hadden doorplozen | hadden doorplozen | hadden doorplozen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorplozen hebben | zal/zult doorplozen hebben | zult/zal doorplozen hebben | zult doorplozen hebben | zal doorplozen hebben | zullen doorplozen hebben | zullen doorplozen hebben | zullen doorplozen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorplozen hebben | zou doorplozen hebben | zou/zoudt doorplozen hebben | zoudt doorplozen hebben | zou doorplozen hebben | zouden doorplozen hebben | zouden doorplozen hebben | zouden doorplozen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorplozen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorplozen | er is doorplozen | |||||||||
verleden | er werd doorplozen | er was doorplozen | |||||||||
toekomend | er zal doorplozen worden | er zal doorplozen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorplozen worden | er zou doorplozen zijn | |||||||||
lijdende vorm doorplozen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorplozen worden | doorplozen te worden | ||||||||
toekomend | doorplozen zullen worden | doorplozen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorplozen zijn | doorplozen te zijn | ||||||||
toekomend | doorplozen zullen zijn | doorplozen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorplozen | wordt doorplozen | wordt doorplozen | wordt doorplozen | wordt doorplozen | worden doorplozen | worden doorplozen | worden doorplozen | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorplozen | werd doorplozen | werd doorplozen | werdt doorplozen | werd doorplozen | werden doorplozen | werden doorplozen | werden doorplozen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorplozen worden | zult doorplozen worden | zult doorplozen worden | zult doorplozen worden | zal doorplozen worden | zullen doorplozen worden | zullen doorplozen worden | zullen doorplozen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorplozen worden | zou doorplozen worden | zou/zoudt doorplozen worden | zoudt doorplozen worden | zou doorplozen worden | zouden doorplozen worden | zouden doorplozen worden | zouden doorplozen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorplozen | bent doorplozen | bent/is doorplozen | zijt doorplozen | is doorplozen | zijn doorplozen | zijn doorplozen | zijn doorplozen | |||
verleden (v.v.t.) | was doorplozen | was doorplozen | was doorplozen | waart doorplozen | was doorplozen | waren doorplozen | waren doorplozen | waren doorplozen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorplozen zijn | zult doorplozen zijn | zult doorplozen zijn | zult doorplozen zijn | zal doorplozen zijn | zullen doorplozen zijn | zullen doorplozen zijn | zullen doorplozen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorplozen zijn | zou doorplozen zijn | zou/zoudt doorplozen zijn | zoudt doorplozen zijn | zou doorplozen zijn | zouden doorplozen zijn | zouden doorplozen zijn | zouden doorplozen zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.