< doorrijden
doorrijden/vervoeging
dóórrijden
verder rijden
door rijden slijten
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorrijden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorrijden | door te rijden | ||||||
toekomend | zullen doorrijden door zullen rijden |
te zullen doorrijden door te zullen rijden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn doorgereden | te zijn doorgereden | ||||||
toekomend | doorgereden zullen zijn | doorgereden te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
doorrijdend | doorgereden | ev. rij door/ rijd door | mv. verouderd rijdt door | rijde door (bijzin) doorrijde | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | rij door/ rijd door | rijdt door | rijdt door | rijdt door | rijdt door | rijden door | rijden door | rijden door | |
verleden (o.v.t.) | reed door | reed door | reed door | reedt door | reed door | reden door | reden door | reden door | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorrijden | zult/zal doorrijden | zult/zal doorrijden | zult doorrijden | zal doorrijden | zullen doorrijden | zullen doorrijden | zullen doorrijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorrijden | zou doorrijden | zou(dt) doorrijden | zoudt doorrijden | zou doorrijden | zouden doorrijden | zouden doorrijden | zouden doorrijden | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | doorrij/ doorrijd | doorrijdt | doorrijdt | doorrijdt | doorrijdt | doorrijden | doorrijden | doorrijden | |
verleden (o.v.t.) | doorreed | doorreed | doorreed | doorreedt | doorreed | doorreden | doorreden | doorreden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorrijden door zal rijden |
zult/zal doorrijden door zult/zal rijden | zult/zal doorrijden door zult/zal rijden | zult doorrijden door zult rijden | zal doorrijden door zal rijden | zullen doorrijden door zullen rijden | zullen doorrijden door zullen rijden | zullen doorrijden door zullen rijden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorrijden door zou rijden |
zou doorrijden door zou rijden | zou(dt) doorrijden door zou(dt) rijden | zoudt doorrijden door zoudt rijden | zou doorrijden door zou rijden | zouden doorrijden door zouden rijden | zouden doorrijden door zouden rijden | zouden doorrijden door zouden rijden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorgereden | bent doorgereden | bent/is doorgereden | zijt doorgereden | is doorgereden | zijn doorgereden | zijn doorgereden | zijn doorgereden | |
verleden (v.v.t.) | was doorgereden | was doorgereden | was doorgereden | waart doorgereden | was doorgereden | waren doorgereden | waren doorgereden | waren doorgereden | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgereden zijn | zal/zult doorgereden zijn | zult/zal doorgereden zijn | zult doorgereden zijn | zal doorgereden zijn | zullen doorgereden zijn | zullen doorgereden zijn | zullen doorgereden zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgereden zijn | zou doorgereden zijn | zou/zoudt doorgereden zijn | zoudt doorgereden zijn | zou doorgereden zijn | zouden doorgereden zijn | zouden doorgereden zijn | zouden doorgereden zijn |
doorríjden
rijdend bewegen door
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorrijden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorrijden | te doorrijden | ||||||||
toekomend | zullen doorrijden | te zullen doorrijden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorreden | te hebben doorreden | ||||||||
toekomend | doorreden zullen hebben | doorreden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorrijdend | doorreden | ev. doorrij doorrijd | mv. verouderd doorrijdt | doorrijde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorrij doorrijd | doorrijdt | doorrijdt | doorrijdt | doorrijdt | doorrijden | doorrijden | doorrijden | |||
verleden (o.v.t.) | doorreed | doorreed | doorreed | doorreedt | doorreed | doorreden | doorreden | doorreden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorrijden | zult/zal doorrijden | zult/zal doorrijden | zult doorrijden | zal doorrijden | zullen doorrijden | zullen doorrijden | zullen doorrijden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorrijden | zou doorrijden | zou(dt) doorrijden | zoudt doorrijden | zou doorrijden | zouden doorrijden | zouden doorrijden | zouden doorrijden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorreden | hebt doorreden | hebt/heeft doorreden | hebt doorreden | heeft doorreden | hebben doorreden | hebben doorreden | hebben doorreden | |||
verleden (v.v.t.) | had doorreden | had doorreden | had doorreden | hadt doorreden | had doorreden | hadden doorreden | hadden doorreden | hadden doorreden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorreden hebben | zal/zult doorreden hebben | zult/zal doorreden hebben | zult doorreden hebben | zal doorreden hebben | zullen doorreden hebben | zullen doorreden hebben | zullen doorreden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorreden hebben | zou doorreden hebben | zou/zoudt doorreden hebben | zoudt doorreden hebben | zou doorreden hebben | zouden doorreden hebben | zouden doorreden hebben | zouden doorreden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorreden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorreden | er is doorreden | |||||||||
verleden | er werd doorreden | er was doorreden | |||||||||
toekomend | er zal doorreden worden | er zal doorreden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorreden worden | er zou doorreden zijn | |||||||||
lijdende vorm doorreden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorreden worden | doorreden te worden | ||||||||
toekomend | doorreden zullen worden | doorreden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorreden zijn | doorreden te zijn | ||||||||
toekomend | doorreden zullen zijn | doorreden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorreden | wordt doorreden | wordt doorreden | wordt doorreden | wordt doorreden | worden doorreden | worden doorreden | worden doorreden | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorreden | werd doorreden | werd doorreden | werdt doorreden | werd doorreden | werden doorreden | werden doorreden | werden doorreden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorreden worden | zult doorreden worden | zult doorreden worden | zult doorreden worden | zal doorreden worden | zullen doorreden worden | zullen doorreden worden | zullen doorreden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorreden worden | zou doorreden worden | zou/zoudt doorreden worden | zoudt doorreden worden | zou doorreden worden | zouden doorreden worden | zouden doorreden worden | zouden doorreden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorreden | bent doorreden | bent/is doorreden | zijt doorreden | is doorreden | zijn doorreden | zijn doorreden | zijn doorreden | |||
verleden (v.v.t.) | was doorreden | was doorreden | was doorreden | waart doorreden | was doorreden | waren doorreden | waren doorreden | waren doorreden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorreden zijn | zult doorreden zijn | zult doorreden zijn | zult doorreden zijn | zal doorreden zijn | zullen doorreden zijn | zullen doorreden zijn | zullen doorreden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorreden zijn | zou doorreden zijn | zou/zoudt doorreden zijn | zoudt doorreden zijn | zou doorreden zijn | zouden doorreden zijn | zouden doorreden zijn | zouden doorreden zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.