ellepijp
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ellepijp (hulp, bestand)
- IPA:
- (Nederland) /ˈɛləpɛɪp/
- (Vlaanderen) /ˈɛləpɛːp/
Woordafbreking
- el·le·pijp
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dikste bot in benedenarm’ voor het eerst aangetroffen in 1867 [1]
- samenstelling van el en pijp met het invoegsel -e- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ellepijp | ellepijpen |
verkleinwoord | ellepijpje | ellepijpjes |
Zelfstandig naamwoord
de ellepijp v
- (anatomie) een van de twee beenderen in de onderarm
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- ellepijpslagader
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ellepijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ellepijp" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "ellepijp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ellepijp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.