enzym

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  enzym    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛnˈzim/
Woordafbreking
  • en·zym
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ferment’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
  • afgeleid van het Griekse: εν ζιμος (in gist)
enkelvoud meervoud
naamwoord enzym enzymen
verkleinwoord enzympje enzympjes

Zelfstandig naamwoord

hetenzymo

  1. (biochemie) een organisch molecuul dat biologische reacties mogelijk maakt of versnelt zonder daarbij zelf verbruikt te worden of van samenstelling te veranderen
    • In feite zijn enzymen biologische katalysatoren. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord enzym staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɛnzɪm/
Woordafbreking
  • en·zym
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Duitse Enzym

Zelfstandig naamwoord

enzym monbezield

  1. (biochemie) enzym
Verbuiging
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.