episcopus

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ɛ.ˈpɪs.kɔ.pʊs/
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

ĕpĭscŏpus m

  1. opzichter
  2. (religie) bisschop
Verbuiging
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.