fint

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fint    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɪnt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • fint
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fint finten
verkleinwoord fintje fintjes

Zelfstandig naamwoord

defintv/m

  1. (straalvinnigen) bepaald soort gestipte reuzenharing Alosa fallax  die voorkomt in het noordoosten van de Atlantische Oceaan en de daarin uitkomende riviermondingen
    • Door afsluiting van rivierarmen zoals het Haringvliet en overbevissing in het begin van de vorige eeuw heeft de fint het zwaar te verduren gehad. [3]
  2. (verouderd) iets wat iemand bedacht heeft
    1. (pejoratief) misleidend verhaal
      • ‘Ach, zuster!’ zeide het lieve meisje; ‘gij maakt mij radeloos. Ik kan dien vischdrooger niet tot man nemen: ik sterf liever!’
        - ‘Kunt gij niet?’ schreeuwde de vrouw. ‘Waarom niet? Zulk een knappen man, die zoo rijk is!’
        ‘Ik kan hem niet verdragen,’ antwoordde Marie. ‘Hij is mij te ruw in zijne manieren en te hardvochtig van karakter.’
        - ‘Het is te gek om van te praten, dat een meisje als gij, die niets in de wereld heeft, met zulke malle finten voor den dag durft komen! Maar wil ik u eens iets zeggen: mijn man en ik hebben kort en goed besloten, als gij hem niet binnen drie dagen het jawoord gegeven hebt, dan is dààr de deur, hoort gij, en dan kunt gij zien dat gij een goed heenkomen vindt. Wij hebben het zelven al niet te breed, en zullen waarlijk aan onze eigen kinderen niet het noodige onthouden om een ondankbaar en grootsch nest te voeden en te kleeden, die zulk een geluk versmaadt als u thans aangeboden wordt.’
         [4]
      • De verpachting is publiek geschied na afkondiging in de couranten, en hier ligt de akte er van. Na het publiek verhuren wordt hiervan kennis gegeven aan den gemeenteraad en zoo is het altoos geschied. Het zijn hier allemaal maar "finten" (uitvluchten), om zonder te betalen er af te komen, enkel uit kameraderie. [5]
    2. slimme oplossing
      • Byron wist waarachtig niet meer wat hij van ijdelheid zou beginnen en was om zich belangrijk te maken uitgeleerd in finten, die tegenwoordig afgezaagd zijn, maar toen waren ze nieuw. [6]
Synoniemen
Hyperoniemen
Opmerkingen
  • De schrijfwijze "fint" wordt ook wel gebruikt voor een fonetische weergave van vind(t) ww of  vent zn  in de Hollandse uitspraak.

Gangbaarheid

  • Het woord fint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
13 %van de Nederlanders;
10 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • fint
Naar frequentie 187

Bijvoeglijk naamwoord

fint, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van fin

Noors

Woordafbreking
  • fint
Naar frequentie 214

Bijvoeglijk naamwoord

fint, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van fin

Nynorsk

Woordafbreking
  • fint

Bijvoeglijk naamwoord

fint, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van fin
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.