fysica

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fysica    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfizika/
Woordafbreking
  • fy·si·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘natuurkunde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1575 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fysica -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

defysicav

  1. (wetenschap) de wetenschap van de materie en de bestudering van het gedrag en de interactie in ruimte en tijd
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fysica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.