gedicht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gedicht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·dicht
Woordherkomst en -opbouw
  • zn: naamwoord van handeling, afgeleid van de stam van dichten met het voorvoegsel ge-
  • ww: vervoeging van dichten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt
enkelvoud meervoud
naamwoord gedicht gedichten
verkleinwoord gedichtje gedichtjes

Zelfstandig naamwoord

hetgedichto

  1. (dichtkunst) een in versmaat of in dichterlijke stijl opgesteld stuk tekst
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: dichten…
verbogen vorm: gedichte

gedicht

  1. voltooid deelwoord van dichten
  2. vormt de voltooide tijden
    • We hebben het gat gedicht. 
    • Wie heeft Hallél gedicht? 
  3. vormt de lijdende vorm
    • De maas in de regelgeving wordt gedicht met de nieuwe wet 
    • De tekst werd gedicht door de toneelschrijver Hippoliet van Peene en getoonzet door de componist Karel Miry. 
  4. attributief gebruikt
    • Het gisteren opnieuw gedichte gat in de dijk heeft vannacht gehouden. 
    • De zangeres zingt door haarzelf gedichte en gecomponeerde liedjes. 

Gangbaarheid

  • Het woord gedicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.